“Wonen in de wijk”
Reinout kijkt opzij. Hij staat te wachten op het busje dat hem, zoals elke morgen, naar de dagbesteding brengt. Hij staat er al vijftien minuten en is, ook zoals elke morgen, veel te vroeg. Maar ja, hij zou het busje eens missen…
En ook zoals elke ochtend gaat ook nu de deur open bij de buren van drie huizen verderop. Reinout ziet de knipperlichten van de auto, die voor de deur van de buren staat geparkeerd, knipperen en hoort het bliepen van het alarm. Hij ziet de kinderen de deur uit komen en daarna de man. De kinderen rennen naar de auto en stappen met veel gegil in. De man draait zich om en geeft de vrouw in de deuropening een kus. Reinout weet dat dit de moeder is van de kinderen en de vrouw van de man. Hij krijgt er, net als elke ochtend, een raar gevoel van in zijn buik.
De buurman kijkt naar Reinout en weet dat het geen zin heeft om hem te groeten. Toen er drie jaar geleden, na veel protesten van de buurt, een huis voor verstandelijk gehandicapten werd geopend, groette hij Reinout elke ochtend. Maar na een aantal keren geen enkele reactie terug te hebben gekregen, is hij daar maar mee opgehouden.
Reinout vindt het niet leuk om naar dat gezinnetje te kijken. Reinout heeft een vriendinnetje. Ze is lief en aardig maar hij weet ook dat hij nooit zo’n gezinnetje als de buren met haar zal hebben. Het weeë gevoel in zijn buik verdwijnt langzaam als de auto wegrijdt en de buurvrouw weer naar binnen is gegaan.
Even later komt het busje voorrijden en stapt Reinout in.
Reinout woonde, voordat hij hier kwam wonen met acht anderen, op een groot terrein. Daar kon hij zelf naar de dagbesteding fietsen. Onderweg ging hij altijd even langs de directeur om goedemorgen te zeggen. Vaak mocht hij de receptioniste ook nog met een klusje helpen. Soms met papier versjouwen naar het kopieerapparaat en de andere keer door een pakje dat bij de receptie was bezorgd, mee te nemen naar de dagbesteding. Bijna elke dag fietste hij met zijn driewieler over het terrein. Hij had dan zijn vaste route.
Eerst naar de kinderboerderij voor een kop koffie, daarna naar de winkel waar hij altijd een koekje of snoepje kreeg. Onderweg kwam hij altijd wel een bekende tegen waar hij even een praatje mee maakte. Er was altijd wel wat te doen. Als hij het busje van Gerrit, de klusjesman, zag, ging hij altijd even kijken waar Gerrit mee bezig was. Soms mocht hij ook Gerrit even meehelpen. Dat was altijd fijn om te doen. ‘s Avonds was er regelmatig iets te beleven in de kantine. Hij was altijd van de partij. Plaatjesbingo vond hij het leukste.
De fiets van Reinout staat, met lege banden, in de schuur achter zijn huis in de nieuwbouwwijk. Hij mag niet alleen in de buurt fietsen en de begeleiding heeft geen tijd om met hem mee te gaan. De enige lichaamsbeweging die hij de laatste drie jaar krijgt, is het loopje van de deur naar het busje en eens per week een half uurtje zwemmen…
Reinout zit nu tegenover mij in de spreekkamer. Reinout is vijftien kilo aangekomen de laatste drie jaar en hij steekt ‘niet lekker in zijn vel’, vertelt zijn begeleider…
De naam van de patiënt is gefingeerd
Eerder gepubliceerd op 16 april 2013