“De Zakgeldkwestie”

 

Ad zit voorovergebogen aan de overkant van mijn bureau. Hij kijkt stug naar de grond. Ad is achter in de dertig en ziet er door het leven getekend uit. Ad heeft een lichte verstandelijke beperking. Het is mij duidelijk dat Ad boos is. Zijn begeleidster zit naast Ad met haar armen over elkaar geslagen. Ze maakt een beetje gespannen indruk maar heeft haar blik verwachtingsvol op mij gevestigd, terwijl ik Ad vraag wat er aan de hand is.

Nu richt Ad zich op en kijkt mij aan. Hij wilde zelf helemaal niet bij mij komen, vertelt hij. Zijn begeleiders vinden dat het al een tijd niet goed met hem gaat. Hij kijkt even opzij naar zijn begeleidster. De begeleiders hadden voor hem een afspraak gemaakt op mijn spreekuur. Ze willen het hebben over zijn onrustige gedrag. 

Hij is de laatste tijd inderdaad wel steeds vaker boos en ook druk in zijn hoofd, gaat hij verder. Hij geeft zelf al aan waardoor dat komt: Ad is boos omdat hij niet over zijn eigen geld mag beschikken. Hij heeft genoeg geld maar de leiding geeft het hem niet. Hij krijgt maar tien euro per week van de begeleiding.  “Dat mag toch niet zo maar dokter?!”

Ik zeg tegen Ad dat ik begrijp dat hij daar boos over zou kunnen zijn.

Dan wend ik mij tot de begeleidster die inmiddels lichtelijk geïrriteerd is geraakt, zie ik als ik haar aankijk. Ik vraag haar wanneer deze vrijheidsbeperking zal worden geëvalueerd en wat de juridische status is van Ad.

Het blijkt dat Ad vrijwillig bij ons is opgenomen en geen wettelijke vertegenwoordiger heeft. Bovendien is er geen officiële maatregel, zoals beschreven in de wet BOPZ, vastgelegd over dit onderwerp. Dat Ad 10 euro zakgeld per week krijgt, is het resultaat van de afspraak die gemaakt is door de begeleiding en de psycholoog.

“Deze zakgeldkwestie is constant een bron van discussie. Ook tussen de begeleiders, dat moeten we nu niet erger maken dan het al is. Daar gaan we het dus nu niet over hebben!”, zegt de begeleidster kortaf.

Laat het duidelijk zijn, ik denk ook dat het beter is als Ad niet vrij over zijn eigen geld kan beschikken. De ervaring leert dat hij keer op keer voor dat geld wiet koopt. Dat rookt hij dan in rap tempo op en binnen de kortste keren is hij weer zo psychotisch als het maar kan. En als Ad psychotisch is kan hij agressief worden en is hij een gevaar voor anderen en zichzelf.

Een groot deel van de onrust die nu is ontstaan, had echter relatief gemakkelijk voorkomen kunnen worden door de afspraken over het zakgeld volgens de wet BOPZ vast te leggen. Gewoon zoals het hoort dus. Dan zouden de afspraken duidelijk zijn geweest, voor zowel Ad als de begeleiders. Ad zou het dan nog steeds oneens met de maatregel kunnen zijn uiteraard. Maar er zou geen ruimte meer zijn voor discussie. En dat zou een hoop onrust schelen.

Een nieuwe wet over dit soort vrijheidsbeperkende maatregelen is onlangs aangenomen in de Tweede Kamer. In deze wet wordt de term ‘onvrijwillige zorg’ gebruikt. En het maakt een daadkrachtige indruk dat in deze nieuwe wet Zorg en Dwang beschreven staat dat bij elke vorm van onvrijwillige zorg een externe deskundige een medebeoordeling moet doen (artikel 8b).

Spijtig dat die externe medebeoordeling in de praktijk waarschijnlijk om praktisch redenen meestal niet uitvoerbaar zal blijken te zijn, verwacht ik…

 

 

De naam van Ad is gefingeerd

Eerder gepubliceerd op mednet 1 oktober 2013


 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *