“Blauw en groen”

 


 

 

Uiterst precies, vlak langs de stoeprand loopt Jasper. Ik zie hem al in de verte aankomen. Hij kijkt strak een meter of drie voor zich uit naar de grond. Jasper loopt wat houterig en in een net te snel en op het oog oncomfortabel tempo. In zijn rechter hand heeft hij een klein plantenschepje. ‘Goedemorgen Jasper, op weg naar de tuingroep?’ groet ik hem als hij langs mij loopt. Hij wendt zijn blik niet af van het punt voor hem op de stoep en het enige dat ik hoor is: ‘Haa.’

Jasper is 32 jaar en was 18 toen hij bij ons kwam wonen. In de periode dat hij nog thuis woonde was Jasper vooral bang en kon hij onverwacht erg agressief worden. Dat ging dus niet meer en zijn ouders konden niet anders dan hem een plekje geven bij ons in de instelling. De eerste periode in de woongroep waar hij was komen wonen was het aftasten. Hij kon nog steeds heel plotseling boos en agressief worden. Op het moment dat dat gebeurde, was het compleet onduidelijk wat de aanleiding zou kunnen zijn. Als de situatie daarna in alle rust werd besproken met de begeleiding, kon vaak wel een reden gevonden waarom hij zo uit zijn slof was geschoten. Dan was er bijvoorbeeld net een nieuwe medewerker op de dagbesteding of op de groep gaan werken. Of er was die dag een afwijking van het vaste programma, een ‘leuk’ uitstapje, clowns die langskwamen, of een feestdag voor het een of ander.

Al snel werd er een communicatieplan gemaakt. Een mix van verwijzers, pictogrammen en  een kleurensysteem. Met het kleurensysteem kan Jasper zelf aangeven hoe hij zich voelt. Rood voor boos, oranje voor onrustig en groen voor als hij lekker in zijn vel zit. Gelukkig is het de laatste jaren bijna altijd groen. Als hij toch aangeeft dat hij oranje of rood is dan weten de medewerkers dat er iets niet duidelijk is voor hem. Ze hebben dan bijna altijd de tijd om wat meer aandacht aan Jasper te geven zodat hij het wel met de situatie om kan gaan.

Thuis, bij de tuingroep en op de kinderboerderij hangt een pictobord met precies het programma van die dag in picto’s. Dat geeft hem vastigheid en zo kan hij zijn dag goed overzien.

De verwijzers gebruikt hij als hij van de ene locatie naar de andere gaat. Een schepje als hij naar de tuingroep moet, een houten ei als hij naar de kinderboerderij moet en een stevige plastic mok als hij weer naar huis gaat. Er zijn daardoor geen tussenmomenten. Als hij het ei in zijn handen heeft is hij eigenlijk al op de kinderboerderij op zijn manier.

Sinds de invoering van deze manier om zijn dag te structuren gaat het echt een stuk beter met Jasper. Hij is niet meer alleen afhankelijk van anderen om zijn dag te structureren. Anderen zijn voor hem vaak onbetrouwbaar en onbegrijpelijk doordat ze de dingen steeds net anders zeggen of doen. En doordat hij nu minder afhankelijk is van die anderen, is hij minder onzeker en bang. En daardoor is hij dus ook bijna nooit meer boos en agressief.

Een paar dagen nadat ik Jasper buiten tegen was gekomen komt hij samen met zijn persoonlijk begeleider mijn spreekkamer in. De begeleidster heeft een een flinke schram op haar gezicht en een arm in het gips. ‘Wat is er met jou gebeurd?’ vraag ik als we gaan zitten.

‘Gevallen met skeeleren. Je had me vorige week moeten zien! Toen was ik helemaal bont en blauw,’ zegt ze met een glimlach.

‘Ik ben vandaag groen’, zegt Jasper die naast haar zit.

 

 

De naam van Jasper is gefingeerd

Eerder gepubliceerd op mednet 31 oktober 2013


 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *