Hoe heeft u dat ooit kunnen doen?!
Soms zijn het juist de kleine zinnetjes die blijven hangen. De moeder tegenover me is al wat ouder, maar nog scherp van geest en uitgesproken. Ze is eigenlijk nog steeds boos op mij over iets wat we al twee jaar geleden deden: namelijk het langzaam afbouwen van de medicatie van haar zoon.
Hij kreeg die medicatie al jarenlang, maar inmiddels werden de middelen als verouderd beschouwd. Ze gaven bekende bijwerkingen, zoals sufheid en stijfheid. Dingen die op den duur de kwaliteit van leven behoorlijk kunnen aantasten.
Verkeerde beslissing
Hoewel moeder haar twijfels had, waren we het er uiteindelijk wel over eens dat er iets moest veranderen. En zo begonnen we met het afbouwen. Bij het eerste middel verliep dat soepel. Geen verslechtering, geen gedragsproblemen. Hoopvol gingen we door. Bij het tweede middel ging het echter mis. Haar zoon werd onrustig en sliep minder. Achteraf gezien was het een verkeerde beslissing, maar het was wel een beslissing die ik — op basis van de informatie die ik toen had — opnieuw zou nemen. En juist dáár — dat ik achteraf gezien weer dezelfde keuze zou maken — zit vooral haar boosheid.
“Hoe hééft u dat ooit kunnen doen?”, zegt ze op een gegeven moment.
Snelle overprikkeling
We praten door. Ik vertel haar over mijn afwegingen, over de bijwerkingen die ik wilde verminderen, over de inschatting die ik maakte en over het feit dat ik het zo naar heb gevonden voor haar en haar zoon dat het een periode niet goed ging. En ik benoem iets wat ik nu ook steeds duidelijker zie: snelle overprikkeling. Dat lijkt op meerdere momenten een rol te spelen in het leven van haar zoon. Ik vertel dat ik vermoed dat juist dat tweede afbouwmoment zijn fragiele evenwicht raakte — zijn gevoeligheid voor prikkels, geluiden, informatie.
Smartphone
Tot mijn verrassing knikt ze. En dan vertelt ze over die keer dat ze hem een smartphone gaf. Hij wilde die zó graag dat ze toch maar had toegegeven. Hoe hij daar vervolgens helemaal op ‘doordraaide’, nachtenlang wakker bleef, niet meer bereikbaar was. Hoe ze toen ook schrok van hoe snel het misging. En dan floept het eruit. Zonder na te denken. Een spiegel van haar eigen woorden. “Hoe hééft ú hem ooit die smartphone kunnen geven?”
Stil
Ze is stil. Kijkt me aan. Geen boosheid meer, geen verdediging. Gewoon… stil. En ik weet: dat was niet netjes van me. Niet professioneel. Maar het was ook eerlijk. En menselijk. Misschien voelde ze dat ook.
We praten nog even verder. Over haar zoon, over de nieuwe medicatie die hij nu krijgt en die goed aanslaat. Hij is minder suf, minder stijf. Rustiger. Meer zichzelf.
Aan het eind van het gesprek staan we op en schudden we elkaar de hand. Dan kijkt ze me aan. Niet met boosheid, maar met iets anders. “Ik snap het heus wel”, zegt ze zacht.