“De nicotineverslaafde peuter”
In een najaarszon loop ik over het terrein op weg naar een bespreking. Ik zie Pieter verderop staan. Pieter is een royale vijftiger. Hij staat voor de deur van zijn woning onder een afdakje. In zijn handen zie ik een nog niet aangestoken sigaret. Naast hem is het keukenraam van de woning. Ik zie dat het raam open gaat. Er komt een hand tevoorschijn met een aansteker.
Ik ga iets langzamer lopen.
Pieter buigt zich naar voren, doet de sigaret tussen zijn lippen en laat zijn sigaret aansteken. Als de sigaret aan is gaat hij weer rechtop staan. Hij kijkt mij aan terwijl hij diep inhaleert en de rook in zijn longen laat lopen.
Ik zeg: “Goeiemorgen Pieter.”
Pieter zwijgt en blijft mij aankijken.
Ik sta nu helemaal stil. “Is het lekker?” vraag ik.
Pieter wiegt een beetje met zijn bovenblijf en zegt dan op een net iets te harde toon en met een rare uithaal op het eind: “Zwarte Pieeeet!”
Twee weken later zit ik bij de zorgplanbespreking van Pieter. Zijn persoonlijk begeleidster maakt zich zorgen over de conditie van haar cliënt.
Ik weet dat ik het nu voor mijn kiezen krijg, maar ik begin er toch over. “Zou het roken daar misschien mee te maken hebben? Waarom rookt hij eigenlijk? Is het zijn eigen keus? Sociaal-emotioneel zal hij niet boven 1,5 jaar uitkomen…?”
Ik ben nog niet uitgesproken of de persoonlijk begeleidster barst los. “Het is het enige stukje waar hij nog van geniet! Dat roken is voor hem kwaliteit van leven! Hij is een autist, hij doet het al vanaf dat ik hem ken. Hij zou nooit kunnen stoppen, dan ontspoort hij echt. Het zijn er maar acht per dag. We hebben de helft er al afgehaald in de loop der jaren. Vijf jaar geleden hebben we met z’n allen besloten dat hij dit mag blijven doen. Ik ga daar nu niet weer over in discussie met jou!”
Tijdens dit spervuur van drogredeneringen dwaalt mijn blik af en blijft steken bij de nicotineaanslag op de vingers van de begeleidster…
De naam van de patiënt is gefingeerd
Eerder gepubliceerd op mednet 12 december 2012