Tante Greet is dood.

 

“Naar tant Gree toe. Gree toe?”
Bianca staat in de deuropening. Haar bejaarde ouders kijken achterom en zwaaien nog een keer ten afscheid.
Het is zondagmiddag en zoals elke zondagmiddag staat Bianca daar weer. Vragend naar haar oude tante Greet.
Als haar ouders de hoek om zijn loopt Bianca weer naar binnen. Ze laat de deur achter zich open staan. Ze loopt de woonkamer in en gaat in de fel-rode stoel bij de tuindeur zitten.
Ze legt haar handen op elkaar voor haar borst en begint heen en weer te wiegen. Zacht hummend kijkt ze strak voor zich uit.
Tante Greet is al negen jaar geleden overleden. Niemand heeft dat aan Bianca verteld.

“Vertel het maar niet aan Bianca, ze zou het toch niet snappen en alleen maar in de war raken.”
“Daar hoeven wij haar toch niet mee te belasten?”
“Dat is zielig, ze hield zo van tante Greet. Vertel het maar niet hoor.”

Dan overlijdt op enig moment na een kort ziekbed Mariska die samen met Bianca in hetzelfde huis woont. Bianca en Mariska zijn al jaren vriendinnen. Bianca heeft gezien dat haar vriendin ziek werd en tenslotte niet meer uit bed kwam.
Bianca kwam daarna regelmatig even de kamer van Mariska binnenlopen. Ook toen de familie van Mariska aan het waken was. En in hun bijzijn overleed Mariska even later.
Terwijl de familie verdrietig naast Mariska’s bed zat kwam Bianca ook weer binnen.
Ze liep naar Mariska toe, keek aandachtig naar haar en zei:
“Dag Maris…..Maris weg….”
Daarna ging Bianca naar beneden naar de woonkamer waar de tafel gedekt stond. Ze ging zitten, wachtend op de avondmaaltijd.
“Bianca eten?” vraagt Bianca.

 

De namen zijn gefingeerd